Bertus Aafjes schreef over het werk van Frans Duckers:

Toen de Opperste Beeldhouwer het Universum schiep, vormde hij de eerste mens uit klei. Ontelbare beeldhouwers hebben sindsdien zijn voorbeeld gevolgd. De menselijke figuur is, door alle tijden heen, het voornamelijkste onderwerp van de beeldhouwkunst geweest. De Egyptische beeldhouwers schiepen hun farao's, deze verpersoonlijkingen van de Zonnegod, niet als gewone mensen maar als goden. Een beeld als de Egyptische schrijver, zittend met doordringende ogen voor zijn schrijftablet, is geen subjectief portret, het geeft objectief gestalte aan alle schrijvers uit het Oude Egypte. Beelden in het Oude Egypte waren cultus beelden om degene, die afgebeeld werd, te vereeuwigen, niet als kunstwerk maar als garantie voor het voortbestaan. Het was de functie van het beeld de geportretteerde voorgoed onderdak te bieden in het hiernamaals.
Ook de Griekse beelden bezaten dit bovenpersoonlijke karakter, de beeldhouwer beoogt niet zijn individuele expressie te geven van de individualiteit van de afgebeelde persoon. De wagenmenner van Delphi is niet geportretteerd. Hij drukt de idee uit die iedere Griek van de Griekse wagenmenner bezat.
Ook de Etruskische kunstenaars geven op hun terracotta grafdeksels man en vrouw weer in idealistische gestalte, zij zijn niet geprotretteerd maar zij liggen aan, als de liefhebbende man en vrouw zonder meer, die een innig echtpaar vormen.
Eerst de Romeinen maken een portret, en beelden realistisch de persoonlijkheid, die zij portretteren, uit met zijn strikt persoonlijke eigenaardigheden en subjectieve karaktertrekken. Sindsdien is de beeldhouwkunst de weg van de persoonlijke weergave gegaan. Zij won daarmee aan realistische weergave, verloor daarentegen aan idealistische zeggingskracht. Het beeld was niet langer de uitbeelding van de universele mens. Het werd de afbeelding van het menselijk individu en van een bepaalde mens uit een veelheid van mensen.
Wie de beelden van Frans Duckers beziet, wordt getroffen door het feit dat zij hetzelfde bovenpersoonlijke karakter uitstralen als de beelden der Egyptenaren en Etrusken. Dit wil in het geheel niet zeggen dat zij onder de directe invloed van de Egyptische of Etruskische kunst staan. Het wil slecht zeggen dat zij een fundamentele overeenkomst met deze beelden vertonen. De terracotta beelden van Frans Duckers zijn allerminst de meest individuele expressies van zijn meest individuele emoties. Zij geven op een objectieve wijze gestalte aan de figuur van de mens. Zi zoeken naar het primaire in de mens, dat achter het individuele gelegen is.
Dit is het meest in het oogspringende van deze beelden. Een meesterlijk beeld als "Loui", een terracotta mannenfiguur van een geestelijk gehandicapte, zittend in een rolstoel is van een aangrijpend realisme en tezelfdertijd van zulk een idealisme dat het beeld, geheel in de zin van de Egyptische en Etruskische beeldhouwkunst, een schepping in die een willekeurige menselijke situatie tot algemene geldigheid brengt. Mij doet het beeld verbluffend denken aan het beeld van de Egyptische schrijver in die zin, dat beide beelden de mens in een menselijke situatie weergeven, dat zij aan deze, uitgetild boven de toeval van het moment, een algemeen geldende waarde verlenen.

1